Tjonge jonge, wat een begin van het jaar. Als het geen aanslag van IS is, dan gooit Trump wel
weer een deur dicht, worden er in een moskee mensen doodgeschoten of tweet Wilders iets opruiends. We polariseren in rap tempo.
Ik maak me daar zorgen om. Zorgen over de mate waarin het kan ontsporen. Zorgen over de het leed dat wordt aangericht in levens van mensen. Zorgen over de tijd die het nodig heeft om die wonden weer te genezen. Ik heb dat van nabij meegemaakt.
Mijn vader heeft zijn pubertijd als gevangene doorgebracht in een Jappenkamp. Zo op het eerste gezicht is hij daar heel goed uitgekomen. Hij heeft manier gevonden om te overleven. Om niet aan geweld of ondervoeding te sterven. Hij heeft daar geleerd conflicten te mijden, op zijn hoede te zijn en niet snel iemand te vertrouwen. Na de oorlog is dat nooit meer verdwenen.
Zo heeft hij dat in de opvoeding op mij overgedragen. Ik heb van hem geleerd om risico’s uit de weg te gaan. Om altijd de harmonie te bewaren. Om moeilijkheden te voorkomen. Hij kon niet anders.
Het heeft mij heel wat tijd en energie gekost om me te beseffen hoe ik zijn leven aan het voortzetten was. Het heeft nog heel wat moeite gekost om me van de scherpe kanten daarvan te bevrijden en disharmonie te kunnen zien als onvermijdelijk in het ontdekken van mijn eigenheid. Om vervolgens een eerlijke relatie met anderen te kunnen aangaan.
Het is daarom dat ik me zorgen maak over de wereld. Het trauma dat mijn vader meedroeg was misschien nog relatief licht, maar als ik even niet oplet sijpelt het nog steeds door in de opvoeding die ik mijn dochter geef. Zo zijn al drie generaties bezig met een nogal uit de hand gelopen polarisatie die we de tweede wereld oorlog noemen.
Afglijden gaat zo snel. Een beetje inspelen op angstgevoelens en een gemeenschappelijke vijand creëren en hoppakee: mensen beginnen elkaar te onderdrukken en vermoorden.
Maar de weg weer omhoog. De weg waarin iedereen roept: dit nooit meer. Die weg. Die is lang.Toch is er iets dat me hoop geeft. Dat is dat polarisatie zelf ook een tegenpool heeft en dat is verbinding. Zoals polen elkaar oproepen, veroorzaakt een steeds radicalere polarisatie als vanzelf ook een steeds sterkere roep tot verbinding. Dat is onze natuur.
Kunnen we dan rustig achterover leunen en wachten tot het evenwicht zich herstelt?Nou nee, niet als we willen voorkomen dat drie generaties opgezadeld worden met de schade die enkele machtige narcisten kunnen veroorzaken.
Moeten we ze dan bestrijden? Niet als we niet óók willen vervallen in dezelfde polarisatie.
Ik geloof in het ontwikkelen van de autoriteit in onszelf die weet om te gaan met angst, conflict, onvoorspelbaarheid en verschil.
Een wereld die zo in verwarring is, heeft mensen nodig die ondanks dat, open kunnen blijven staan naar elkaar. Die hebben ervaren dat verschillen en vervreemding de basis kunnen vormen van creativiteit. Die weten dat het de moeite waard is om daarvoor de angst te trotseren en transformeren.
Ik geloof er sterk in dat het onderwijs hierin een belangrijke rol kan en moet spelen. Als wij het werkelijk belangrijk vinden om jonge mensen voor te bereiden op de maatschappij, dan zullen ze moeten oefenen in het omgaan met complexiteit en vervreemding. Dàt zijn de leiders die we nodig hebben. Dàt zijn de burgers die we nodig hebben. Dat is het houvast dat ons vooruit helpt.
Een aantal dagen geleden was ik op een conferentie over excellentie in het MBO. Excellentie programma’s zijn hot. De overheid heeft er zelfs een speerpunt van gemaakt. Uit internationaal onderzoek is naar voren gekomen dat het Nederlandse onderwijs bijzonder goed in staat is vrijwel alle studenten gemiddeld te laten presteren.
Onder-presterende studenten weten we heel succesvol op een hoger niveau te krijgen maar daar tegenover staat dat we studenten die het vermogen hebben om uit te blinken, eigenlijk niet goed weten te faciliteren om hun talenten tot bloei te brengen.
Daarmee is het Nederlandse onderwijs een fraaie afspiegeling van onze cultuur, die streeft naar gelijkheid en niet al te grote verschillen. Althans, die dat jaren gedaan heeft. Momenteel waait er een nieuwe wind. Want de gelijke kans ten spijt, we missen ook kansen door bijzondere kwaliteiten onvoldoende te cultiveren.
Daarom die excellentie programma’s dus. Zowel studenten als docenten zijn vaak heel enthousiast over dit soort programma’s. Zoals een van de studenten verzuchtte: ‘ik heb in deze weken meer geleerd dan in alle afgelopen jaren van de studie’.
Zo’n uitspraak bevat natuurlijk kritiek op het reguliere programma, maar spreekt ook van iets veel belangrijkers: het verlangen naar uitdagend onderwijs. Blijkbaar lukt dat in excellentie-programma’s beter dan in het reguliere onderwijs. Dus waar zit dat dan in?
Drie elementen bleken hierin een cruciale rol te spelen. Deze drie elementen, die de betrokkenheid en motivatie bij het onderwijs vergroten, zijn:
1. autonomie
2. experiment
3. gelijkwaardigheid
Als een leeromgeving ruimte biedt om zelf te kunnen bepalen hoe en wat je wilt ontwikkelen dan sluit het automatisch aan bij de intrinsieke motivatie van studenten en het punt waar ze zijn in hun ontwikkeling. Als er daarnaast een cultuur wordt gecreëerd, waarin mislukken wordt gezien als een essentieel onderdeel van experimenteren en ontwikkelen, dan opent dat de poort naar het verkennen van nieuwe wegen. Niet meer het reproduceren van bestaande antwoorden staat dan centraal, maar het leren navigeren in het onbekende.
Van de docent vraagt dat een andere rol: eerder faciliterend dan instruerend. In zo’n setting staan docent en student naast elkaar. Sterker nog, de grens tussen docent en student is hier niet meer zo definitief. Student leert van en met de docent en vice versa.
En wat is nu het opmerkelijke: de elementen die in een student het beste naar boven halen, blijken bij docenten de voldoening in het werk enorm te verhogen. In een onderwijssysteem waarin docenten eerder op hun administratieve onberispelijkheid worden beoordeeld dan op hun didactische kwaliteiten en waarin formulieren meer aandacht krijgen dan studenten, verliezen docenten nogal eens hun oorspronkelijke geestdrift voor hun werk.
De excellentie-programma’s verkeren nog in een niemandsland waarin het bijzondere wordt gecultiveerd en regels nog nauwelijks ontworpen zijn. In dat landschap is ruimte voor autonome keuzes, experimenteren en co-creatie. Daarmee een is het een verleidelijke leeromgeving voor zowel docenten als studenten.
Dat alles overpeinzend vroeg ik me af: Zou dat niet voor veel meer plekken gelden? In bedrijven bijvoorbeeld. Wat zou er gebeuren als werknemers meer autonomie krijgen? Als er een bedrijfscultuur heerst die experimenteren aanmoedigt; die fouten niet afstraft maar gebruikt als input voor verdere ontwikkeling? Als leidinggevenden zich niet boven, maar naast het personeel opstellen. Wat zou daarvan het effect op excellentie, eigenaarschap en innovatief vermogen zijn? Ik denk dat hier een sleutel ligt, om het beter benutten van excellente kwaliteiten in organisaties hand in hand te laten gaan met het vergroten van werkplezier en betrokkenheid onder werknemers.
Joska Spruyt